19 december 1642
's Morgens vroeg is er een vaartuig van dit volk met dertien mannen aan boord tot op een steenworp bij ons schip gekomen. Zij riepen verschillende keren, wat wij niet konden verstaan. Hun taal heeft geen gelijkenis met de woordenlijst die de edele heren gouverneur-generaal en raden van Indiƫ meegegeven hebben, maar dat is niet te verwonderen omdat dat de taal van de Salomons Eilanden is. Deze lieden waren, voor zover we konden zien, van gewone lengte maar grof van stem en lichaamsbouw. Hun kleur is tussen bruin en geel, ze hadden zwart haar dat recht boven op de kruin van het hoofd vastgebonden was zoals de Japanners op het achterhoofd doen, maar met langer en dikker haar. Bovenop stond een grote brede witte veer. Wij deden met onze voor , boven- en boegstukken menig schot naar hun vaartuigen maar raakten er geen. Onze schipper Ide Tjerkes Hofman is met onze sloep, goed bemand en bewapend, naar het prauwtje van de Zeehaen geroeid dat deze vervloekte mensen tot ons geluk liet...